De eerste 24 uur is even wennen, als bij elke Aziatische stad. Het trotseren van de onontkoombare heksenketel in de zuidelijke trechter van het eiland, het stroperig verkeer en de aanvallen van tempelmoeheid. Het gevoel van: “Wat moest ik ook al weer hier?”
Dag 2. Ubud. De culturele hub van het eiland en het epicentrum van healing, mindfulness, tempels, smoothies, kraampjes en coffeeshops met havermelk. Maar ook voortreffelijke museums, klasserestaurants en serieuze kunstwinkels. Druk, jawel. Maar Ubud is nog altijd uniek in Zuidoost-Azië. En binnen vijf minuten fiets je à la Julia Roberts in de film Eat, Pray, Love langs de beroemde Tegallalang rijstterrassen, even boven Ubud. De belangrijkste zin uit het beroemde boek (2006 alweer) doet nog steeds menig Bali-toerist per appje zijn baan opzeggen: “WHAT IF YOUR LIFE BELONGS TO YOU?” Tja.
Een klein stukje hoger ligt Alila Ubud, een doodstil resort met een design pool, een donkerblauwe streep, middenin de jungle. De wildernis marcheerde bij mij binnen in de gedaante van een rij makaken, langstaartapen. Plaats rust, op het dak van mijn bungalow. Ik haastte me ramen en deuren te sluiten, Indiana Jones was bang voor z’n spulletjes. Spannend douchen in de buitenbadkamer, tussen tropische bomen en planten, gladde rivierkeien op de grond, een houten waterbekken, wanden van natuursteen, veel meditatieve kleuren vol tinten beige, balsem voor de oogbol, spierwitte rolletjes handdoek, riet, bamboe en een meditatief stortbad, een verlengstek van de natuur.
Kreun… ik was het bijna vergeten. WAT ZIJN DE BALINEZEN DAAR TOCH GOED IN, STEMMING MAKEN. Beelden ‘wrappen’ in zwart-wit geruit textiel, donker kan niet zonder licht. Hotels, restaurants en spa’s zijn doordrenkt van Balinese spiritualiteit.
Een zonsondergang op de porch, met een hemel vol oranje tanden. Op de achtergrond krijsende apen en geblurk van krekels en kikkers: de piep-knor jazz van de Balinese jungle. Het blaast je van de sokken, of je wilt of niet.
De Balinese gids spreek feilloos Nederlands. “Hoe is dat mogelijk?” Hij zegt: “Ik heb een cursus van drie maanden gevolgd.” We kunnen het bijna niet geloven. Elke ochtend groet de gids me plechtig: “Eén goedemorgen, mr. Harri. EN HOE HEEFT MR. HARRI GESLAPEN DEZE NACHT? Heeft mr. Harri zin in deze mooie dag?” Met de dictie van Kees van Kooten die op z’n meest netjes Haags spreekt. Binnen twee dagen houd ik van die man, weer twee dagen later kruip ik onder de bank omdat de gids niet kan ophouden te vertellen over de duizenden Balinese rituelen met al hun regels én, zegt de gids, ‘nog veel meer uitzonderingen vooral voor vrouwen die ik u zeker niet wil onthouden’. LEES VERDER KOMENDE MAAND HET GROTE BALI-VERHAAL IN reismagazine TRIPTALK(.NL)