Bo-ri-na-zje, Bo-ri-na-zje. Het werd een mantra tijdens de twee dagen dat ik daar vorige week mocht zijn, op zoek naar kolensporen van (toen) predikant Vincent van Gogh. Die oude mijnkoolstreek met eindeloze lintbebouwing van gore huisjes, als vuile legostenen achter elkaar gelegd, met groene terrils en – vooral tegen de avond – spookachtige silhouetten van mijntorens, is mooi van lelijkheid.
Je kijkt je ogen uit. De woord Bo-ri-na-zje roept bij veel mensen direct een beeld op van zwoegen, regen, kou en grote armoede. En dat is terecht, want het is hier nog lang niet op orde sinds de sluiting van de mijnen. Al zetten Google, Microsoft en HP vooral rond Mons vestigingen neer, zodat de streek ooit van Coal in Silicon Valley zal veranderen. Tegen die tijd zal er geen levende kompel meer zijn.
Goed. Tussen het zwerfvuil en de kompels probeerde Van Gogh zijn roeping als prediker uit. Maar hij leefde zo mee met de mijnwerkers dat hij elke nacht in bed lag te huilen. Zo’n betrokken predikant hadden ze in Petit-Wammes nog nooit meegemaakt. De dorpelingen noemden hem de zot van het bos. Na anderhalf jaar, in 1880, vertrok Van Gogh voorgoed uit de Borinage. Hij maakte er zijn eerste tekeningen. Tijdens Mons Culturele Hoofstad 2015 krijgt hij een prachtexpositie met als thema: De Geboorte van een Kunstenaar.
Kortom: razend interessante streek.